Alles is bezield

Alles is bezield

rosa loy Im Holz (In the Wood) 2010, caseïne op doek
Rosa Loy: Im Holz (In the Woods) 2010 – caseïne op doek.

(BOS) De Duitse beeldend kunstenaar Rosa Loy (Zwickau, 1958) wijdt zich aan het mysterie vrouw, zoals ze het zelf omschrijft. In haar schilderijen beeldt ze uitsluitend vrouwen uit, die staan of zweven of elkaar omstrengelen. Haar werk is vol symboliek, vaak met bloemen en planten die verraden dat ze evenals als haar ouders, ooit hovenier is geweest. Haar eigen tuin is dan ook een belangrijke inspiratiebron. Haar moeder was als schilder een rolmodel voor haar kunstenaarschap.

De naam Rosa Loy deed bij mij geen lampje branden, maar in Duitsland wordt ze samen met haar echtgenoot, de beroemde schilder Neo Rauch, gezien als een sterrenpaar op het gebied van de eigentijdse kunst. Hun werk wordt bejubeld, hun foto’s en interviews verschijnen in ontelbare kranten en magazines.
Mooie mensen om te zien, interessante mensen door wat ze vertellen over elkaar en hun werk. Soms schilderen ze samen aan één schilderij of schenken elkaar hun schilderijen. Evenals Neo Rauch schildert Rosa Loy verontrustende, surreële en symbolische voorstellingen in een stijl die tot de Neue Leipziger Schule behoort, figuratief, allegorisch en met nadrukkelijke abstracte elementen.

Ze werken in hun aanpalende ateliers in een oude katoenspinnerij in Leipzig en komen geregeld bij elkaar langs om elkaars werk te becommentariëren, ‘om er de final touch aan te verlenen’, zoals Neo Rauch dat noemt. Van concurrerende gevoelens hebben ze geen last.

De onderwerpen en de stijl van Rosa Loy doen enigszins denken aan het werk van Frida Kahlo, in de vrouwenthema’s en de raadselachtige symboliek. De idyllische manier waarop ze vrouwen vormgeeft wekt associaties met die van Leonor Fini. Voor haarzelf zijn Italiaanse fresco’s een bron. Balthus noemt ze ook. Maar ze staat open voor alle belangrijke beeldende kunstvormen. Het werk van Rosa Loy is krachtig, licht, omvattend en bevat veel humor. Ze noemt zachtheid, meegevoel en hulpvaardigheid als belangrijke vrouwelijke eigenschappen, wat je terugziet in haar zachte kleurenpalet, opgebouwd uit melkeiwit en pigment. In de voormalige DDR waar ze opgroeide, werden jongens en meisjes gelijkgeschakeld wat haar juist nieuwsgierig maakte naar wat de verschillen zijn. Vanaf dat moment deed ze via haar schilderijen en onderwerpen onderzoek naar vrouwelijkheid. De magische uitstraling van haar werk verklaart ze als: ‘Alles is bezield.’
Ze is in de hele wereld bekend, maar niet in ons land. Het Drents Museum in Assen opent echter op 24 september de prachtige tentoonstelling ‘Bilder Bergen’, een uitgebreide presentatie van het werk van Rosa Loy.

(Dit artikel is als column geplaatst in het september/oktober nummer 2017 van de KunstKrant no 5).

De tweeling in ons zelf

De tweeling in ons zelf

LAmant_Double-2
Marine Vacth als Chloë en Jeremy Renier (psychiater Paul en psychoanalyticus Louis) in ‘L’amant double’ van Francois Ozon.

(BOS) De Franse cineast Francois Ozon (Parijs, 1967) is een groot liefhebber van de macabere, psychologische thrillers van David Cronenberg. Daarom is het niet vreemd dat zijn film ‘L’amant double’ die begin dit jaar tijdens het Filmfestival Cannes in première ging veel overeenkomsten vertoond met Cronenbergs ‘Dead Ringers’ uit 1989. Daarin gaat het om een vrouw die niet weet dat haar gynaecoloog met wie zij een relatie krijgt een duistere tweelingbroer heeft die ook gynaecoloog is. Daarover gaat L’amant double, alleen is de tweelingbroer respectievelijk een psychotherapeut en een psychoanalyticus.

Het is een beetje jammer dat de focus van pers en publiek op Ozon’s nieuwste film zo sterk op de veelbesproken scène aan het begin is komen te liggen, waarin de camera close up het verwijderen van een speculum uit de vaginale schede laat zien, waarna de vagina zelf onmiddellijk overvloeit in het betraande oog van de hoofdrolspeelser, Marine Vacth als de jonge vrouw Chloë. Daardoor is nadruk op de sensatie van dit nooit eerder in een film vertoonde shot komen te liggen en niet op de symbolische betekenis ervan. Het is juist een prachtige, poëtische beeldsequentie die later herhaald wordt in een shot van een wenteltrap en in een beeld van de keelholte, en onmiddellijk het talent van Francois Ozon onthult.

Chloë laat zich onderzoeken omdat ze vage buikklachten heeft, die vermoedelijk psychosomatisch zijn. Daarom gaat ze naar een psychiater (Jeremy Renier) een belandt dan in een labyrint van spiegels en spiegelingen. De buik en seksualiteit spelen niet alleen een belangrijke rol in de film, maar ook in de klassieke psychoanalyse. Het speculum aan het begin betekent bijvoorbeeld ‘spiegel’ en dat is meteen de kern van de film, evenals het spiegelen binnen een therapeutische relatie die al spoedig overgaat in een fysieke. Ook de spiegels in de wachtkamer van de psychoanalyticus, de ramen en ruiten die Chloë maar ook Paul, haar therapeut, verdubbelen of verveelvoudigen. Elk voorwerp komt wel twee keer in een scène voor, de psychoanalyticus heeft twee ‘divans’ in zijn behandelkamer. Als Chloë als suppoost in een museum werkt, zien we steeds ter weerszijde van haar een vrijwel identiek kunstwerk. Kortom, Ozon deed er alles aan om tot in de finesses het spiegelthema door te voeren. Dat zorgt er voor dat de film na ongeveer de helft inzakt. Veel is een herhaling van wat eerder getoond werd, iets dat in de film van Cronenberg ook negatief uitpakte.

L’amant double is voor een deel een briljante film, een mix van horrorfilm en erotische psychothriller met prachtige beeldritmes en herhalingen. De scènes zijn evenals de hoofdrolspeelster prachtig, maar tegelijkertijd clean en afstandelijk. Marine Vacth ziet er, anders dan in haar rol van zich prostituerende tiener in ‘Jeune et Jolie’ van Ozon uit 2013, uit als een fotomodel, niet als een echt warme, hartstochtelijke vrouw, ondanks dat ze zich in een expliciet gefilmde sadomasochistische relatie stort met haar analyticus.
Een film propvol Freudiaanse symboliek, is overal opgemerkt. Wat niet helemaal klopt. Het is juist de Franse versie van de invloedrijke psychoanalyticus Jacques Lacan (1901-1981), die het begrip ‘spiegelstadium’ invoerde, die Ozon in zijn film verwerkte, de rol van de spiegel en spiegeling in onze vroegste jeugd voor het vormen van onze identiteit.
Dat Ozon dat gegeven in zijn film op den duur zo uitvergroot dat alles over de top raakt, kun je als een interessant experiment beschouwen. Maar wanneer tegen het einde ieder personage zijn eigen tweeling blijkt te zijn en gevangen zit in een web van spiegelingen, is de spanning weggeëbd en het thema te ongeloofwaardig geworden.

Aardig bij dit gespleten tweelingmotief is natuurlijk dat de Engelse schrijver Robert L. Stevenson al in 1886 het spiegelthema in verband met onze identiteit uitwerkte in zijn beroemde horrorroman ‘Strange Case of Dr Jekyll and Mr.Hyde.’ Dat gaat over een fatsoenlijke arts-onderzoeker en zijn spiegelpersonage, een primitieve, gewelddadige en monsterachtige versie van hemzelf. Het blijft intrigeren, het verschijnsel tweeling, evenals de vraag wie wij zijn en het merkwaardige vermoeden of verlangen van veel mensen dat er rudimentair een tweeling in hen huist.

(Eric Bos was in de jaren ’80 en ’90 lid van de KNF, de Kring van Nederlandse Filmjournalisten)

 

Een lust voor het oog

Een lust voor het oog

Visualia 1171 Soo Joo Park
Het Koreaanse topmodel Soo Joo Park in een lasercut metaal creatie van Iris van Herpen tijdens de Fashion Week in Parijs afgelopen maand. Copyright: First Post/Reuters

(BOS)In vijf grote aquaria zitten Deense muzikanten met een instrument. Chinese gongs, een glasharmonica, een viool. Via onderwater-microfoons horen we ijle, gesmoorde klanken. Mysterieus en melancholiek. Met enige regelmaat komen de muzikanten lucht happen, zoals goudvissen dat doen. Een bijzondere ervaring, maar daar kwam het publiek niet voor. Tussen de aquaria werd vorige maand tijdens de Fashion Week in Parijs de met grote spanning verwachte Haute Couture Collection Show 2017/2018 van de Nederlandse Iris van Herpen getoond. Negentien jurken die eigenlijk geen jurken zijn, maar ‘uitvindingen’ in vorm en materiaal.

Iris van Herpen (Wamel, 1984) had in 2012 een opzienbarende tentoonstelling in het Groninger Museum met kledingontwerpen in de vorm van uitwendige skeletten. Daarmee liet ze zien hoe ze bezig is om andere vormen en nieuwe materialen te testen. Vorig jaar kreeg ze het Cultuurfonds Mode Stipendium uitgereikt, de belangrijkste prijs in modevormgeving. Tijdens het Metropolitan Museum of Art’s ‘Manus x Machina’ 2016 liet ze wetenschap, kunst en ‘levende kleding’ samengaan. In dat opzicht is ze meer een beeldend kunstenaar dan een couturier.

De wereld van de haute couture kijkt vol verbazing naar een topkunstenaar die zich volledig heeft losgeschud van tradities en modes. Het is ongelooflijk als je haar bezig ziet met een grote mate van ambachtelijkheid en het gebruik van bijvoorbeeld PETG (polyethyleentereftalaat) of het aanbrengen van iridiscerende folie op doorzichtige tule of organza. Ze is bijvoorbeeld ook de eerste couturier die met een 3D printer werkt. Op YouTube zijn fascinerende filmpjes te zien van zulke maakprocessen.

Voor het publiek gaat het natuurlijk om het resultaat. Dat is verbluffend. De ontwerpen die in Parijs werden geshowd doen nog het meeste denken aan vissenhuiden, aan sluierstaarten die tijdens het voortbewegen in denkbeeldig water golven. Glanzende stoffen van ijl materiaal dat soms als een wolk om de modellen zweeft. Dat ogenschijnlijk gewichtloze (sommige jurken wegen in werkelijkheid 15 kilo) en dansante bepaalt voor een belangrijk deel de magie van deze ontwerpen. Bijzonder vrouwelijk, sensueel en betoverend zijn ze, zoals ze het lichaam van de modellen doet uitvloeien in subtiele, beweeglijke vormen in de ruimte. Een lust voor het oog.

Dat is nog lang niet het eindpunt. Volgens Vogue Nederland is Iris van Herpen intussen alweer bezig met het uitvinden van een onzichtbaarheidsmantel door middel van het buigen van lichtgolven.

De spectaculaire show van Iris van Herpen is op YouTube te zien: Iris Van Herpen | Haute Couture | Fall/Winter 2017/18) Over de voorbereidingen en de techniek: op haar website www.irisvanherpen.com het onderdeel: Iris van Herpen | Aeriform | Behind the scenes

(Deze tekst werd eerder gepubliceerd als Visualia 1171 in het Dagblad van het Noorden van 18 augustus 2017)

 

Op de huid

Op de huid

Une vie
Judith Chemla als Jeanne en Swann Arlaud als Julien in ‘Une vie’ van Stéphane Brizé. copyright: allocine.fr

(BOS) Het meest opvallend aan de film ‘Une vie’ van Stéphane Brizé is het beeldformaat. Dat is bijna vierkant, zoals we dat kennen uit de periode van de stomme film waar geen hedendaags bioscoopdoek meer op ingesteld is. Dat bleek ook tijdens de vertoning in ‘Images’ in Groningen, waar het zwarte kader links en rechts noodgedwongen ontbrak zodat het beeld niet mooi scherp was begrensd. Gelukkig had Brizé de bedoeling om ons als kijkers zo dicht mogelijk op de huid van de scène en de personages te drukken. Zozeer zelfs dat je als het ware wordt opgenomen in de intimiteit tussen de personages, bij het kussen, het vrijen, het ruzie maken. Waardoor bijvoorbeeld de verbale agressie van Julien, de echtgenoot van Jeanne, tegen zijn vrouw ook bij ons hard aankomt. Alsof niet alleen Jeanne maar ook wij midden in een storm van onbeheersbare woede terecht zijn gekomen. Zoals we ook bijna de huid van Julien en Jeanne voelen, zo close beweegt de camera zich langs hun gezichten als Jeanne door Julien in een uitgesponnen scène wordt ‘genomen’. We zien en ervaren de angst en onzekerheid van Jeanne of ze dit wel fijn moet vinden of dat het een fysieke inbreuk op haar onervaren persoon is.

‘Une vie’ is een filmadaptatie van de roman ‘Une vie ou l’humble vérité’ (Een leven of een schamele waarheid) uit 1883 van de Franse schrijver Guy de Maupassant wiens oeuvre, los van een hoeveelheid scabreuze verhalen, uit naturalistische romans over vrouwenlevens bestaat. ‘Une vie’ beschrijft dertig jaar van het leven van Jeanne (Judith Chemla) en speelt zich af aan de Normandische kust waar de natuur een grote rol speelt, wat in de film sfeervol wordt uitgebeeld in lange shots van de zee waar Jeanne urenlang naar kan zitten kijken.

Jeanne is een wat kinderlijke, naïeve vrouw, deels grootgebracht in een klooster. Ze heeft als koppig persoon geduldige, meegaande ouders. Julien (Swann Arlaud) is een onbetrouwbare losbol, uit op de familiebezittingen van Jeanne. Hij bezwangert dienstmeisje Rosalie al voordat hij met Jeanne feitelijk getrouwd is en blijft Jeanne bedriegen. Van liefde voor haar is al gauw weinig sprake.
Rosalie is met Jeanne opgegroeid, ze zijn beide even oud en beschouwen elkaar bijna als vriendinnen. Dat Rosalie een dochtertje van Julien krijgt – Jeanne zal niet veel later van een zoontje bevallen – is dan ook een grote schok. Ook voor de familie, ook voor de kerk die een grote rol speelt in hun levens. De waarheid waar het in de oorspronkelijke titel om gaat, heeft in de ogen van de fanatieke priester bijna Oud-Testamentische proporties, maar blijkt slechts de schamele waarheid van het menselijk onvermogen te zijn. Als Julien ook nog met de vrouw van een bevriende familie in bed duikt, staat de waarheid zo hoog in het vaandel van de priester dat hij Jeanne min of meer dwingt om de bedrogen echtgenoot van het overspel op de hoogte te stellen. Het niet vertellen van de waarheid is immers een verraad aan God, de grootste zonde.
Wat Jeanne vreest, gebeurt. Het verandert haar leven volledig. Als de ouders zijn gestorven, keert Rosalie jaren later terug naar het landgoed waar Jeanne alleen en berooid woont.

‘La vie’ is een tamelijk larmoyante, typisch katholieke geschiedenis over onschuld, schuld en kleinmenselijke bekrompenheid die kenmerkend is voor de 19de-eeuwse romancultuur. In 1957 vond al een mooie, klassieke verfilming plaats door de Franse cineast Alexandre Astruc met Maria Schell in de rol van Jeanne. Stéphane Brizé stond echter een heel andere aanpak voor ogen. Hij dwingt ons met zijn benauwde beeldkader intieme getuigen te zijn, zodat de opgeslotenheid van Jeanne voelbaar wordt. Alsof wij toeschouwers zelf Jeanne zijn.
Door de trage verteltrant, de lang uitgesponnen scènes, de stiltes die er vallen, word je als het ware opgenomen in een ander tijdsverloop, een andere manier van voelen en denken, al is alles tegelijkertijd heel vertrouwd omdat verlangen, verlies, hoop en teleurstelling van alle tijden zijn. De flashbacks van Jeanne zijn herinneringen aan gelukkiger tijden en helpen haar het leven te overleven. Ze vloeien als het ware uit de actuele gebeurtenissen tevoorschijn. Soms zijn ze geluidloos om te benadrukken dat het inderdaad herinneringen aan gelukkige momenten zijn, die als tegenwicht dienen voor het ongelukkige leven van Jeanne.
Deze mooie, heel zorgvuldig opgebouwde en poëtische manier van vertellen door middel van beelden is een van de grootste kwaliteiten van ‘Une vie’.

 

De laatste sluier

De laatste sluier

Salome Foto Baus
Malin Byström als Salome in de gelijknamige opera van Richard Strauss door
de Nationale Opera.  Foto: Clärchen&Matthias Baus

(BOS) Er zijn van die operauitvoeringen die historie schrijven. ‘Salome’ van Richard Strauss door De Nationale Opera met het Concertgebouworkest onder leiding van chef-dirigent Daniele Gatti is zo’n historisch moment. Het verhaal is bekend, Salome is het synoniem voor het ultieme kwaad. Weinig vrouwen uit de cultuurgeschiedenis zijn zo vaak afgebeeld en uitgebeeld als Salome, want een 16-jarige verpersoonlijking van boosaardige, vrouwelijke verleiding spreekt enorm tot de verbeelding. Daarbij schokkend, zeker voor het publiek in de tijd van toneelschrijver Oscar Wilde en Richard Strauss. Salome was immers de bijbelse vrouw die, o gruwel, het hoofd van Johannes de Doper opeiste om er mee te vrijen.

Wie gewend is aan horrorfilms of aan series als ‘Game of Thrones’ kijkt nergens meer van op. Maar Salome als opera is wel even wat anders. Dat is behalve pervers drama over incest en necrofilie, een muzikale belevenis van de hoogste orde. Uitgevoerd door een orkest en dirigent die er voor zorgen dat het drama en de schokmomenten vooral uit de orkestbak komen zodat de gebeurtenissen op het toneel, in de regie van Ivo van Hove, danig worden versterkt. Alle verlangens, verleidingen, verschrikkingen en angsten krijgen door de muziek van Richard Strauss een bijna ondraaglijke betekenis. Daniele Gatti leidt zijn orkest krachtig, ingehouden, mysterieus en exuberant naar het dramatische hoogtepunt.
Salome is dit keer geen donkerharige schoonheid, maar de Zweedse, hoogblonde sopraan Malin Byström die Salome voor de eerste keer zingt. De vanzelfsprekendheid waarmee ze haar prachtige en krachtige stem boven het orkestgeweld uit laat klinken, is fenomenaal.

Bij Oscar Wilde is Salome een radeloos en in wezen angstig mensenkind, slachtoffer van incest, eenzaamheid en een manipulerende moeder en stiefvader. Strauss heeft dat heel goed aangevoeld. Zijn muziek is daardoor een vorm van psychoanalyse, waarin het karakter van Salome wordt ontleed en geduid. Het gaat minder om het lichamelijke, maar om het psychische drama. Malin Byström doet vervolgens een onvolkomen, bijna ontroerende poging tot erotisch bewegen, tijdens de beroemde sluierdans. Een zware opgave. Het lukt haar bij vlagen, de dans duurt tien minuten, maar soms ook niet. Salome gaat weliswaar over erotiek, maar in wezen om wat erachter schuilt. De laatste sluier onthult juist haar hoofd, niet haar naaktheid. Bij dat alles volgt de maan op het minimalistische achterdoek haar baan, kleurt bloedrood als Salome het hoofd van Jochanaan (Johannes de Doper) eist, en verandert tot slot in een schrikwekkende maansverduistering.

‘Salome’, een Holland Festivalproductie door de Nationale Opera m.m.v. het Concertgebouworkest o.l.v. Daniele Gatti is in het Amsterdamse Muziektheater nog te zien op dinsdag 27 juni (20 uur), zondag 2 juli (14 uur) en woensdag 5 juli (20 uur).

Deze tekst werd eerder geplaatst in het
Dagblad van het Noorden, 23 juni 2017

De weg naar de vrijheid

De weg naar de vrijheid

Visualia 1156 Lady MacBethFlorence Pugh als Katherine in ‘Lady Macbeth’ van William Oldroy.
Copyright: independent.co.uk

(BOS)Een grimmige ‘Lady Chatterley’s Lover’, zo zou je de roman ‘Lady Macbeth uit Mtsensk’ uit 1865 van de Russische schrijver Nikolaj Leskov kunnen noemen. Lady Chatterley van D.H.Lawrence (1928) werd gezien als een pornografische versie van ‘Madame Bovary’ van Gustave Flaubert en meteen verboden. Alledrie gaan ze over een vrouw die opgesloten zit in haar huwelijk en de zeden en gewoonten van haar tijd. Ze zoekt de vrijheid in een wilde affaire met een andere man. Als je de drie romans met elkaar vergelijkt, blijkt dat in Lady Macbeth uit Mtsensk de vrouwelijke hoofdpersoon een stuk krachtiger en opstandiger is uitgewerkt. Dat ze niet alleen veel explicieter voor haar seksuele behoeftes opkomt, maar ook meedogenlozer is in de wraak op degene die haar haar vrijheid ontnam. Als een Shakespeariaanse Lady Macbeth deinst ze zelfs niet terug voor moord.
De film ‘Lady Macbeth’ van William Oldroy sleurt ons zomaar de negentiende eeuw binnen, een tijd die zo dicht bij de onze ligt, maar zo anders was. Zoals mannen en vrouwen met elkaar omgingen. Ingesnoerde vrouwenlevens. Onbestorven weduwes.

De interieurs in de film doen denken aan die van de Deense schilder Vilhelm Hammershoi (1864-1916). Daarin is steevast een vrouw aanwezig, vaak van achteren bezien. We kijken naar haar zoals ze onderdeel is van het interieur, voor een kast, bij een tafel, achter een deuropening, of door een raam naar buiten staart. Ze kan de vrouw des huizes zijn, maar ook zomaar een dienstmeisje. Zonder betekenis. Zoals in ‘Lady Macbeth’ het dienstmeisje geen zelfbeschikkingsrecht heeft, zomaar een prooi van mannenhanden is, of van de grillen van mevrouw. Dat zien we in een confronterende stalscène hoe mannen dat dienstmeisje te grazen nemen. Waarbij ze nauwelijks verschil blijken te maken tussen het dienstmeisje en de vrouw des huizes. Omdat ook mevrouw een vrouw is. Je begrijpt niet dat Katherine (Florence Pugh) zich dat laat welgevallen. Sterker nog, dat deze ervaring juist haar verlangen wekt waardoor ze de knecht die haar lastig viel in haar slaapkamer binnenlaat.

Daar gaat het om in de novelle ‘Lady Macbeth uit Mtsensk’, om het verlangen begeerd te worden. Omdat dat verlangen niet wordt vervuld in het leven met haar welgestelde maar wrede echtgenoot. Opgesloten als ze wordt binnen de muren van het landhuis. En dan zo’n bronstige knecht waar de hitte van afstraalt. In haar seksuele drift wordt ze hem zelfs de baas. Haar lichaam is de enige sleutel naar de vrijheid.
Het verhaal sprak zo tot de verbeelding dat er toneelstukken en drie films van werden gemaakt, zelfs een complete opera van Dmitri Shostakovich. Snijdende, emotionele muziek, met meeslepende aria’s. De opera werd in 1936 door de Stalindictatuur verboden. Voor repressieve regimes is seksualiteit nu eenmaal het synoniem van anarchie. De opera volgt onverbloemd de roman. De seksscènes zijn in het theater zelfs explicieter dan in de film. Alles draait om het vleesgeworden verlangen naar aandacht en opwinding van de hoofdpersoon. Om haar honger naar het leven, haar drang om te overleven.

Operaregisseur William Oldroy heeft opvallend genoeg geen muziek in zijn film gestopt. De mise-enscène is sober, zoals we dat bij Hammershoi terugzien. Oldroy moet die schilderijen in gedachten hebben gehad. Een prachtig uitgangpunt, waar het leven teruggevallen is in een tijdloze stilte. Het enige geluid in de film is zo nu en dan een duistere grondtoon, waarbij een glimp van het landschap rondom wordt getoond. In zo’n uitgestorven wereld onder donkere wolkenluchten, is geen leven mogelijk. Je weet daardoor: het gaat mis. Maar je weet nog niet wanneer en met wie.

Vanessa Bell : zoeken naar vrijheid

Vanessa Bell : zoeken naar vrijheid

 

by Vanessa Bell (nÈe Stephen), oil on board, 1912
Vanessa Bell: ‘Virginia Woolf’ (1912) olieverf op karton (40x34cm). copyright: 1961 – Estate of Vanessa Bell

(BOS) Dit portret van de Engelse schrijfster Virginia Woolf werd geschilderd door haar oudste zuster Vanessa Bell (1879-1961). Het hangt op de grote overzichtstentoonstelling van Vanessa Bell in Londen. Vanessa Bell was lid van de zogenaamde Bloomsbury Group, bestaande uit schrijvers, intellectuelen en schilders die de moderne cultuur in Engeland vorm gaven.

Als je kijkt naar wat er rond 1900 gewoonlijk geschilderd werd, zie je meteen hoe modern, licht en speels het werk van Vanessa Bell is. Geel en rood zijn de kleuren die haar werk domineren, wat ook betekent dat er van drama nauwelijks sprake is, al biedt het blauw in dit schilderij daaraan een mooi tegenwicht. De Engelsen in haar tijd vonden het maar wonderlijk zoals ze schilderde. Ze had immers haar opleiding vaan het voorname Royal Academy gedaan en les gehad van schilderberoemdheden als John Singer Sargent en James McNeill Whistler.
In 1901 sloeg haar aanvankelijk wat academische stijl vrij plotseling om in een zoeken en experimenteren. Daar werd verbaasd tegenaan gekeken. Het zijn steeds abstracter wordende vormen, tot ze vanaf 1910 als eerste Engelse kunstenaar helemaal abstract ging werken in composities met cirkels en vierkanten. Abstract, maar toch heel schilderachtig. Het beweeglijke en onbekommerde in haar schilderijen doet denken aan het werk van Henri Matisse. Virginia Woolf typeerde haar werk als van een ‘ruwe welsprekendheid’.
Vanessa Bell keek gretig naar de artistieke ontwikkelingen op het continent en ging al snel haar eigen weg in een vrije, moderne, decoratieve stijl met een heel persoonlijk palet. In dat opzicht was ze een van de belangrijkste gangmakers van de Bloomsburygroep. Wat Virginia in haar boeken nastreefde, vrijheid en een onconventionele stijl, bereikte Vanessa in haar schilderijen.
Zo lijkt dit portret van haar zuster met een breiwerkje in onze ogen misschien wat braaf, maar dat was het in 1912 toen het werd geschilderd zeker niet. De avant-garde in Europa was immers nog maar net van start gegaan. Je ziet aan de manier waarop Vanessa Bell alles opdeelde in kleurvlakken, dat het een ongewoon en experimenteel portret is. Daarin benadrukt ze het karakter en de houding van Virginia zoals ze die weergeeft met opgetrokken schouders weggedoken in de hoge fauteuil. Het is een vorm- en kleurexperiment, maar het is ook een psychologisch portret.
Op dezelfde gedurfde en schilderachtige manier maakte Vanessa Bell karakteristieke interieurstudies en portretten van de andere leden van de Bloomsbury Group. Een aangename kennismaking met de moderniteit.

Tentoonstelling 8 februari t/m 14 juni in de Dulwich Picture Gallery
Ontdek het verhaal achter Bell’s portret van David Garnett door co-curator Ian Dejardin:

Een echte Chrystel Lebas gewonnen!

Een echte Chrystel Lebas gewonnen!

Cadeau_Buddleia-Davidii_0_100Y50M22
Chrystel Lebas, Buddleia Davidii, Butterfly-bush Plant Portraits or Weeds & Aliens Studies (2013). Fotogram (unieke C-print), met handgeschreven titel. 40.6 x 50.8 cm

(HONDERS) Nog niet zo lang geleden is er een nieuw Kunsttijdschrift op de markt gekomen: See All This. In het eerste nummer dat ik inkeek (No 4) zag ik een aantal prachtige landschapsfoto ‘s van Chrystel Lebas, gemaakt in het halfduister, een periode waarin niets meer zeker is en alles twijfelachtig wordt. Een paar bladzijden verder ontdekte ik dat je bovenstaande foto kon winnen. Dat wilde ik wel proberen.

En nu kreeg ik gisteren bericht dat ik gewonnen heb! Wow! Ik ben superblij. Zie hieronder hun toelichting:

DE WINNAAR
Uit de tientallen inzendingen hebben we uiteindelijk toch één winnaar gekozen. We zouden liever een stuk of vijf fotogrammen hebben weggegeven, maar dat is nu juist het ding met originele kunstwerken: er is er echt maar één van.

Dit schreef Liesbeth Honders:

‘Een zwarte achtergrond, paarse bladeren en een hemelsblauwe bloem, die qua bloeiwijze doet denken aan een sering, maar heel anders ruikt. Zou het zijn zoals de vlinder hem ziet? Aangetrokken door de weeë geur, of door de kleur? Ik weet het niet, maar als ik naar deze foto kijk, bekruipt me het verlangen… was ik maar een vlinder.’

Waar de meeste reacties gaan over herkenning – of het nou de herkenning is van een gevoel dat het werk uitstraalt, of de herinnering aan een persoonlijk moment dat het fotogram oproept – daagt het fotogram Liesbeth juist uit om anders te kijken; om een onbekende wereld te overpeinzen. Het fotogram van Lebas toont een bloem die anders oogt dan je gewend bent. Wat is dit voor beeld? Is dit hoe vlinders en andere insecten de wereld waarnemen? Liesbeth weet het niet, maar het is een nieuwe gedachte die is ontstaan, een nieuwe wereld, een andere kijk. Dat vinden we mooi, en daarom hebben we Liesbeth Honders gekozen als winnaar van deze actie. Gefeliciteerd, Liesbeth! We nemen contact met je op om het werk bij jou thuis te krijgen.

De uitgebreidere uitslag lees je hier:
Hoe schilder je een landschap

Hoe schilder je een landschap

IMG
Zwarte plaats 1, 1944 olie op linnen, 66 x 76,6 cm

‘Ik dacht dat iemand me kon vertellen hoe je een landschap moet schilderen, maar ik heb die persoon nooit gevonden. Er zat niks anders op dan te gaan zitten en het te proberen. Ik dacht er moet toch iemand zijn die het me kan leren…maar ik ontdekte dat niemand dat kon. Ze konden me vertellen hoe zij hun landschap schilderden, maar ze konden me niet vertellen hoe ik het mijne moest schilderen’.

Georgia O’Keeffe
(HONDERS) 1887 – 1986 Georgia O’Keeffe was een Amerikaans kunstschilder. Haar werk neemt een baanbrekende positie in binnen de Amerikaanse schilderkunst en speelt zich af in het grensgebied tussen figuratie en abstracte kunst.

Georgia O’Keeffe kwam uit een grote familie, zij was de tweede van zeven kinderen. Al vroeg besloot ze kunstschilder te worden en werd daarin ondersteund door haar moeder zodat ze al op jonge leeftijd schilderles kreeg.

In 1924  trouwde ze met Alfred Stieglitz, die haar als fotograaf al enkele jaren eerder had gevraagd model te komen staan voor zijn camera. Ze vond haar artistieke inspiratie sinds circa 1930 vooral in New Mexico, waar zij zich in 1949, na het overlijden van haar man, in Abiquiú vestigde en waar in 1997 haar woonhuis als museum aan haar werk werd opgedragen. Ze ontving belangrijke Amerikaanse onderscheidingen, zoals de Presidential Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die een Amerikaans staatsburger kan krijgen. In 1985 ontving ze de National Medal of Arts, de hoogste onderscheiding die een artiest in de Verenigde Staten kan krijgen. Toen ze in 1986 overleed was zij 98 jaar.

Terugkerende onderwerpen in haar schilderijen zijn bloemen, rotsen, schelpen, dieren, beenderen en landschappen. Haar schilderijen laten vaak abstraherende contouren en vormen zien met subtiele tonen in verschillende kleuren. Vaak vervormde ze haar onderwerpen tot krachtige, bijna abstracte afbeeldingen. Ze heeft een belangrijke rol gespeeld door een ‘Amerikaanse’ schilderstijl naar Europa over te brengen in een tijd dat de meeste invloed in tegenovergestelde richting ging. Ze was daarmee een van de weinige vrouwen die op dit niveau professionele invloed had. In de jaren 70 begon ze ook met het maken van beelden in klei. In haar late werk schilderde zij grote wolkenformaties die ze vanuit een vliegtuigraam had waargenomen.

 

Omgespitte kluiten

Omgespitte kluiten

Visualia 1147 Massimo Bartolini
Massimo Bartolini: ‘Basamento’ 2011 – copyright: massimodecarlo 2017

 

(BOS) Een paar weken geleden bezochten we voor het eerst Museum Voorlinde in Wassenaar. Midden in zaal 3 van het splinternieuwe Museum Voorlinde struikelen we bijna over een hoop aarde. Pyke Koch hangt er ook, zijn Daphne uit 1948, een schilderij van een naakte vrouw die bezig is in een boom te veranderen. Het één is, als je er even over nadenkt, niet veel vreemder dan het andere. De hoop aarde, omgespitte kluiten, is gemaakt door de Italiaanse beeldhouwwer Massimo Bartolini (Cecina, 1962). Tijdens de Biënnale van Venetië in 2013 stortte hij enkele gangen in het Italiaanse paviljoen vol met brokken leisteen. Wij kennen in Nederland de Spaans-Nederlandse kunstenaar Laura Almarcegui die museumzalen vult met bergen puin. Het lijkt nergens over te gaan, maar als je het verhaal er achter kent, wordt het wel weer interessant.

Interessant daar in Venetië was bijvoorbeeld dat die brokken leisteen van Bartolini gewoon in brons gegoten waren. En vervolgens geschilderd in een leisteenkleur. Het was door die materiaalwisseling ineens kunst geworden, ook zonder dat je wist waarover het ging. Dat is op zich al een ontdekking bij jezelf, dat je merkt dat dat zo werkt.

Die Bartolini had er dus goed over nagedacht. En dat blijkt ook zo te zijn bij deze plak aarde. De bezoekers lopen er bijna zonder uitzondering onverschillig omheen. Wat moet je met aarde in een museum? Maar ook: wat moet je met een tot het Duitse fascisme bekeerde kunstenaar als Pyke Koch (1901-1991) die, vergeleken met al die enorme, abstracte, kleurige en confronterende eigentijdse kunst waar Museum Voorlinden vol mee staat, er ineens heel petiterig, kleurarm en saai bijhangt.
Dan daagt Bartolini tenminste uit om zijn werk misplaatst of belachelijk te vinden. Of juist heel origineel en veelzijdig. Een afgietsel van een brok aarde veelzijdig? Allereerst is het Italiaanse grond waar Bartolini een siliconenmal van heeft gemaakt zodat het in brons gegoten kon worden. De titel ‘Basemento’ kan slaan op een sokkel waar beelden op worden gezet, en dat, net zoals Rodin al deed, zelf een beeld is geworden. Een stuk Italië zomaar op de vloer van een Nederlands museum. Als je de moeite neemt op je knieën te gaan zitten en langs het object kijkt, is het of je een berglandschap ziet. De aarde, de bron van het leven, het rijk van de Onderwereld. Daar hebben kunstenaars al eeuwen wat mee. Het is even weggeweest, zulke verhalende verwijzingen, maar het is weer terug. Alleen in een andere vorm.

‘Full Moon’ Eersrte collectiepresentatie Museum Voorlinden in Wassenaar. Open: elke dag 11-17 uur. T/m 26 maart. www.voorlinden.nl

Deze tekst verscheen eerder als ‘Visualia’ in het Dagblad van het Noorden.