Vanuit de lijn en vanuit de vlek
Arno Kramer. Tekening, 2016
(BOS) Kunstenaar en docent Gouke Notebomer leerde tijdens zijn leven de studenten van Academie Minerva in Groningen tekenen. Niet alleen met potlood een vorm schetsen als oefenmateriaal voor een uiteindelijk schilderij, maar tekenen als doel op zich. Om vervolgens te ontdekken dat het zetten van een lijn, breed, dun, grijs of zwart, meanderend, recht of krom, een avontuur op zich is. Dat een potloodlijn een verhaal kan vertellen en een boeiend spoor kan trekken op een wit of getint stuk papier. Ineens werd de lijn zelf een vorm. Op dezelfde manier gebruikte je dergelijke lijnen ook om model te tekenen, een portret, een voorwerp of een landschap, een abstracte compositie.
Of we leerden met krijt of houtskool tekenen. Niet vanuit de lijn, maar vanuit de vlek. Hoe je heel schilderachtig kunt tekenen waarbij uit lichte en donkere tonen vormen worden geboren. De manier en de techniek van het tekenen is dus minstens zo boeiend als het bereiken van een mooi eindbeeld. De magie van vingers die met een voorwerp een patroon krassen op een ondergrond, is een van de oudste, meest menseigen manieren om te laten zien dat je bestaat.
Gek genoeg leer je niet meer tekenen op kunstacademies, hoogstens als middel, maar niet meer als doel. Toch zijn er jonge kunstenaars die het avontuur aangaan en zelfstandig het hoogste niveau van tekenen bereiken, zoals Barbara Helmer uit Rotterdam die kan toveren met een potlood en bij wie je alle mogelijkheden van het materiaal kunt ontdekken. Haar tekeningen, abstract of figuratief, bestaan uit potloodlijnen en krassen waarbij het potlood soms als een donszacht penseeltje wordt gebruikt.
Arno Kramer wordt door de meeste jonge tekenaars als een groot voorbeeld gezien met zijn monumentale aan arte povera verwante wnadgrote tekeningen. En dan is er nog Juul Krayer uit Assen, een kunstenaar die virtuoos met lijnen en spatten in de weer is en de expressieve mogelijkheden van het materiaal in dienst stelt van haar verhaal. En er zijn houtskoolkunstenaars, zoals de Rotterdamse Renie Spoelstra bij wie het houtskool de prachtigste, duistere voorstellingen kan creëren.
Het tekenen is verre van dood. Virtuositeit en vakmanschap houdt het levend. En dan zijn er nog enkele musea, zoals De Buitenplaats in Eelde die af en toe zo’n grote tekenaar een podium biedt. Het zou alleen meer moeten gebeuren en op meer plaatsen. Tenslotte haalden de door ons bewonderde grote kunstenaars en beeldhouwers uit het verleden hun kracht uit een grondige kennis van de tekentechniek.
Deze tekst verscheen ook
in het sept/okt nummer
van de KunstKrant 2018